De rol van de darmmicrobiota bij autisme

Een aantal studies wijzen op de invloed van de microbiota bij autisme. Er is zelfs een relatie tussen de hersenen en de darmen die bepaalde symptomen van een autismespectrumstoornis zou kunnen helpen verklaren.
De rol van de darmmicrobiota bij autisme
María Muñoz Navarro

Geschreven en geverifieerd door de bioloog María Muñoz Navarro.

Laatste update: 16 september, 2022

Hoewel autisme met neurologische aandoeningen gepaard gaat, is de darmmicrobiota vaak ook anders. Het is zelfs zo dat de meeste autistische mensen aan gastro-intestinale problemen lijden. Ze hebben ook vaak met veranderingen in het immuunsysteem te maken. Met dit in het achterhoofd gaan we in het volgende artikel kijken hoe de darmflora met deze aandoening samenhangt.

De darmmicrobiota

De samenstelling van de darmmicrobiota is verschillend in de maag, dunne darm en dikke darm. De duizenden microbiële soorten, bacteriën, virussen en een aantal schimmels die daar leven zijn daarom het belangrijkste beschermende systeem van het maag-darmkanaal.

De microbiota is op verschillende manieren bij het correct functioneren van het organisme betrokken. Denk hierbij aan verschillende zaken zoals onder andere:

  • Een darmbarrière tot stand brengen die de doorgang van verschillende stoffen bepaalt, waardoor wordt voorkomen dat pathogene soorten de darmwand passeren.
  • Het immuunsysteem laten rijpen, dus het stimuleren van aangeboren en verworven immuniteit.
  • En tot slot, het beheer van de synthese en het metabolisme van voedingsstoffen, hormonen en vitamines, evenals de eliminatie van giftige stoffen.

Wijzigingen in de bacteriële samenstelling van deze microbiota worden veroorzaakt door diverse factoren zoals voeding, antibioticagebruik, levensstijl en genetica. Mensen met autisme hebben echter een andere samenstelling van de darmmicobiota dan andere mensen.

Recente studies suggereren bovendien (Engelse link) dat er een verband tussen veranderingen in de flora en een aantal psychiatrische stoornissen zou kunnen zijn zoals autisme, schizofrenie en de ziekte van Parkinson.

De verbinding tussen hersenen en darmen

De relatie tussen de darmflora en de hersenen

Dysbiose is de verandering in de bacteriële samenstelling van de darm die tot de productie en verspreiding van lipopolysaccharide (LSP) in het bloed leidt. Dit is een pro-inflammatoir endotoxine en beïnvloedt de modulatie van het centrale zenuwstelsel en controleert emoties.

Er is een bidirectionele verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en de darm. Neuronen kunnen de microbiële samenstelling van de darmflora veranderen en de darmpermeabiliteit veranderen. Op deze manier beïnvloeden de hersenen direct de darmmicrobiota.

Tegelijkertijd laten publicaties zien dat deze microbiota de activiteiten van het centrale zenuwstelsel aanstuurt. Een studie in het tijdschrift Brain, Behaviour and Immunity (Engelse link) onderzocht hoe Campylobacter jejuni-bacteriën de angstniveaus bij muizen verhoogden.

Autisme Spectrum Stoornis (ASS)

Deze aandoening omvat een reeks neurologische veranderingen die door beperkt en repetitief gedrag worden gekenmerkt, evenals tekortkomingen in de sociale interactie en communicatie.

Mensen met autisme worden vaak met antibiotica behandeld om andere onderliggende ziekten zoals een chronische middenoorontsteking te behandelen. Dit tast de beschermende darmmicrobiota aan en vergemakkelijkt de kolonisatie van neurotoxine-producerende bacteriën.

Veel kinderen met autisme lijden bovendien aan gastro-intestinale problemen, zoals inflammatoire darmaandoeningen (IBD), die de volgende symptomen bij kinderen geeft die eraan lijden:

  • Diarree
  • Constipatie
  • Buikpijn
  • Braken
  • Slaapproblemen
  • Prikkelbaarheid

Micro-organismen van de darmmicrobiota bij autisme

Clostridium

Clostridia-bacteriën zijn in een hogere concentratie aanwezig bij patiënten met ASS. Hoewel veel van deze bacteriën heilzaam zijn en deel uitmaken van een gezonde darmflora, zijn er pathogene soorten, zoals C. tetani en C. perfrigens, die gifstoffen produceren en ernstige ziekten bij de mens veroorzaken.

In een studie die in de Journal of Child Neurology verscheen (Engelse link) vertoonden de meeste kinderen met regressief autisme die een behandeling met vancomycine ondergingen verbeteringen in gastro-intestinale en neurologische gedragssymptomen. Dit wijst op de invloed van de microbiota bij autisme en de mogelijke wijziging ervan.

Sutterella

Onderzoekers hebben deze bacterie ook in biopsieën gevonden die uit het slijmvlies van het maag-darmkanaal en ontlasting van kinderen met ASS zijn genomen. Aangezien het bij niet-autistische mensen nauwelijks aanwezig is, beschouwen experts Sutterella als het belangrijkste onderdeel van de microbiota bij mensen met autisme.

Desulfovibrio, Lactobacillus en Bifidobacterium

Ten slotte hebben experts Desulfovibrio- soorten aan de meest ernstige symptomen van autisme gekoppeld. Deze bacteriesoorten produceren propionzuur. Dit lijkt met de pathogenese van ASS te maken te hebben.

  • Lactobacillen zijn bij patiënten met ASS ook in een hogere concentratie aanwezig.
  • Bifidobacteriën zijn bovendien in kleinere hoeveelheden aanwezig dan normaal.

Behandelingen voor veranderingen in de darmmicrobiota bij autisme

Kind kijkt naar zijn schaduw

Aangezien de microbiota een belangrijke rol in de pathofysiologie van ASS lijkt te spelen, zijn behandelingen op modificaties van de bacteriële samenstelling gebaseerd. Het doel is om het evenwicht te herstellen om het zenuwstelsel niet te veranderen. In dit verband zijn enkele van de geteste behandelopties:

  • Probiotica: probiotica hebben het vermogen om de microbiota en darmproblemen te normaliseren. Het is nuttig als alternatief voor de behandeling van gastro-intestinale symptomen en autisme.
  • Fecale microbiota-transplantatie: bij deze procedure brengt men de fecale microbiota van een gezond iemand over op een patiënt die aan dysbiose lijdt. Het is bij de behandeling van gevallen van inflammatoire darmaandoeningen nuttig geweest. Het heeft bovendien geholpen om de symptomen van constipatie te verbeteren.
  • Dieet: mensen met autisme hebben vaak problemen met eten. Deze mensen eten mogelijk minder fruit en groenten maar ook minder eiwitten. Een verbetering van hun dieet zou daarom de gezondheid van hun darmflora kunnen helpen.
  • Antibiotica: deze stoffen veroorzaken veranderingen in de microbiota. Er zijn specifieke geneesmiddelen zoals vancomycine of minocycline getest.

Microbiota bij autisme: een onderzoeksgebied

Er lijkt substantieel wetenschappelijk bewijs te zijn voor de invloed van de darmmicrobiota bij mensen met autisme. Voor meer zekerheid is het in ieder geval essentieel om door te gaan met onderzoek. Als je een familielid met autisme hebt, dan kun je het beste  specialisten op dat gebied raadplegen om de beste behandelingsaanpak te kiezen.


Alle aangehaalde bronnen zijn grondig gecontroleerd door ons team om hun kwaliteit, betrouwbaarheid, actualiteit en geldigheid te waarborgen. De bibliografie van dit artikel werd beschouwd als betrouwbaar en wetenschappelijk nauwkeurig.


  • Ding, H.T., Taur, Y. and Walkup, J.T. Gut microbiota and autism: key concepts and findings. J. Autism. Dev. Discord. (2017) 47 (2): 480-489.
  • Mangiola, F. et al. Gut microbiota in autism and mood disorders. World J. Gastroenterol. (2016) 22(1); 361-368.
  • Zhang, M., Ma, W.,Zhang, J. et al. Analysis of gut microbiota profiles and microbe-disease associations in children with autism spectrum disorders in China. Sci. Rep. (2018) 8, 13981.
  • Li. Q., Han, Y., Dy. A., and Hagerman, R.J. The gut microbiota and autism spectrum disorders. Front. Cell. Neurosci. (2017) 11:120.
  • Bezawada, N.,  Phang, T.H., Hold, G.L., and Hansen, R. Autism spectrum disorder and the gut microbiota in children: a systematic review. Ann. Nutr. Metab. (2020) 24: 1-14.
  • Mulak, Agata, and Bruno Bonaz. “Brain-gut-microbiota axis in Parkinson’s disease.” World Journal of Gastroenterology: WJG 21.37 (2015): 10609.

Deze tekst wordt alleen voor informatieve doeleinden aangeboden en vervangt niet het consult bij een professional. Bij twijfel, raadpleeg uw specialist.