De filosofie van taal: wat is dat precies?
Taalfilosofie is de tak van de filosofie die taal bestudeert vanuit een algemeen en fundamenteel perspectief, waarbij vragen aan de orde komen als de aard van taal, haar relatie tot het denken en de wereld, haar gebruik en haar grenzen, en ook aspecten die te maken hebben met vertalen en interpreteren.
Omdat haar benaderingen meer conceptueel dan empirisch zijn, onderscheidt de taalfilosofie zich van de taalkunde. Bovendien bestuderen taalkundigen een taal meestal voor beschrijvende doeleinden, waarbij ze de vormen, niveaus en functies ervan analyseren. Filosofen daarentegen kiezen voor een meer abstracte benadering die meer los staat van een praktische beschrijving.
Wat is taal?
Om te begrijpen wat taalfilosofie is, moeten we eerst definiëren wat we met “taal” bedoelen. Dit is een systeem van tekens waarmee individuen communiceren. Deze tekens kunnen sonoor zijn (zoals spraak), lichamelijk (zoals gebaren), of grafisch (zoals schrift).
Het gebruik van taal bij de mens is echter heel opmerkelijk, omdat wij de enige wezens in de wereld zijn met het vermogen om ons via gearticuleerde taal uit te drukken.
Bovendien heeft taal bij de mens een verscheidenheid die het volgende mogelijk maakt:
- Het stelt het menselijk denken in staat complex te zijn.
- Langauge stelt ons in staat het verleden te beschrijven of over de toekomst te speculeren, en dus te beraadslagen en te plannen in het licht van iemands overtuigingen.
- Het stelt ons in staat ons abstracte voorwerpen, gebeurtenissen en toestanden voor te stellen, en is dus nauw verbonden met intentionaliteit (Engelse link).
- Ze helpt ons informatie te delen en onze overtuigingen, speculaties, attitudes en ook emoties over te brengen.
- Taal helpt ons de menselijke sociale wereld te scheppen door mensen in te kaderen in een gemeenschappelijke geschiedenis en levenservaring.
Bovendien is taal een instrument van begrip en kennis. Zo stellen de gespecialiseerde talen van wiskunde en wetenschap de mens in staat theorieën te construeren en voorspellingen te doen over zaken die hij anders niet zou kunnen behandelen.
We denken dat je dit misschien ook wel interessant vindt om te lezen:
Wat is hellenistische filosofie?
Een korte geschiedenis van de taalfilosofie
Taal is een fundamenteel aspect van de menselijke soort en haar ontwikkeling. Daarom wordt ze al sinds de oudheid door de filosofie vanuit verschillende invalshoeken benaderd.
Oude filosofie
In het Westen gaat het onderzoek van taal terug tot de 5e eeuw v. Chr. met Socrates, Plato, Aristoteles, en de Stoïcijnen. Zo vroeg Plato zich in de dialoog Cratylus af of de namen van de dingen door conventie of door de natuur bepaald werden.
In dit geval was hij tegen conventionalisme, want dit betekende dat alles conventioneel met elke naam benoemd kon worden.
Aristoteles van zijn kant was geïnteresseerd in vragen over logica, categorieën en het ontstaan van betekenis. Hij scheidde de dingen in categorieën van soorten en geslachten. Hij meende dat de betekenis van een predicaat tot stand kwam door een abstractie van de overeenkomsten tussen verschillende afzonderlijke dingen. Deze theorie werd later nominalisme (Engelse link).
Middeleeuwse filosofie
Van hun kant waren middeleeuwse filosofen zeer geïnteresseerd in de subtiliteiten van taal en het gebruik ervan. Voor veel geleerden werd deze belangstelling gewekt door de noodzaak Griekse teksten in het Latijn te vertalen.
St. Augustinus, bijvoorbeeld, stelde voor dat een symbool een materiële werkelijkheid is die het begrip van een vreemde werkelijkheid oproept. Zo vormt door een intrinsieke vereniging van klank en betekenis het talige symbool.
Gezien dit Augustiniaanse standpunt – dat sterk lijkt op dat van Plato – zou men kunnen aannemen dat er een direct verband bestaat tussen een symbool en het ding dat het vertegenwoordigt.
Moderne filosofie
Hoewel taal al lang voor de moderniteit benaderd werd, begon het pas in deze tijd meer belangstelling te wekken. Dit geeft aanleiding tot twee verschillende benaderingen van het begrip van taal. Volgens de Canadese filosoof Charles Taylor zijn dat de aanwijzende theorie en de constitutieve theorie.
Enerzijds vat de aanwijzende theorie taal op als een instrument dat ons in staat stelt dingen en ideeën aan te wijzen. Daarom neemt deze benadering een atomistische houding aan tegenover taal, waarbij de nadruk ligt op de relatie van het individu tot woorden.
De meest prominente vertegenwoordigers zijn Thomas Hobbes (1588-1679), John Locke (1632-1704), en Etienne Bonnot de Condillac (1714-1780).
De constitutieve benadering daarentegen vat taal op als iets dat voorafgaat aan de individuen, dat de wereld waarin ze leven constitueert en dat hun manier van zijn uitdrukt en verandert.
In die zin ontwikkelt ze een holistische visie waarin taal de bestaansvoorwaarden van menselijke wezens vooraf bepaalt en waarvan een adequaat begrip niet bereikt wordt uit de handelingen die door de individuen ondernomen worden.
De belangrijkste vertegenwoordigers van de constitutieve stroming zijn Johann Georg Hamann (1730-1788), Johann Gottfried Herder (1744-1803), en Wilhelm von Humboldt (1767-1835).
Vind je dit artikel leuk? Je vindt dit artikel misschien ook leuk om te lezen:
Wat doen filosofen en waarom zijn ze belangrijk?
Hedendaagse filosofie
De twee hierboven genoemde benaderingen zullen zich parallel ontwikkelen tot in de 20e eeuw. Vanaf dan begon de constitutieve theorie van taal aan belang te winnen.
Dit gebeurde vooral dankzij de geboorte van de moderne taalkunde en van Ferdinand de Saussure (1857-1913). Het gebeurde ook dankzij de bijdragen van Gottlob Frege (1848-1925), de referent van de moderne logica en het onderscheid tussen betekenis en verwijzing.
Nu, vanuit deze bijdragen, begon taal een centrale rol te spelen in de westerse filosofie. In feite gebruikt men de uitdrukking “linguistic turn” vaak om te verwijzen naar de groeiende en opmerkelijke nadruk die hedendaagse filosofen op het onderwerp legden.
Later, met de ontwikkeling van de analytische filosofie, kwam er een groeiende belangstelling voor gewone taal. Dit houdt een verschuiving in van de nadruk die eerder op formele talen gelegd werd.
Onder de filosofen die zich met gewone taal bezighielden zijn G.E. Moore (1873-1958) en Ludwig Wittgenstein (1889-1951), die betoogden dat gewone taal het substraat was voor het begrijpen van formele talen. Voor de laatste komt het algemene verschijnsel taal en zijn afleidingen voort uit het gewone.
Problemen die de filosofie van taal behandelt
Enkele van de problemen die de filosofie van taal behandelt zijn de volgende:
- De aard van taal. Is taal een rationeel geschapen entiteit om te voldoen aan de psychologische behoefte om met anderen te communiceren, of is het een aangeboren en specifiek vermogen om een natuurlijke taal te verwerven?
- Het probleem van de universalia. Hebben universalia een direct verband met een werkelijke, abstracte entiteit (het realistisch perspectief), of stellen ze alleen een verzameling van afzonderlijke objecten voor (nominalisme)?
- Vertaling en interpretatie. De onmogelijkheid om de betekenis en verwijzing van verschillende talen te bepalen op basis van een letterlijke vertaling van woorden. Het taalkundige systeem van een bepaalde gemeenschap gaat immers verder dan de letterlijke vertaling van elk teken of uitdrukking.
De filosofie van de taal: een complex onderwerp
Om te besluiten is het pertinent te benadrukken dat de taalfilosofie een tamelijk brede en complexe tak is die verschillende perspectieven rond haar studieverschijnsel omvat.
Dit hoeft echter niet te verbazen. De menselijke taal is immers een veelzijdig geheel dat nog veel onopgeloste vragen verbergt.
Alle aangehaalde bronnen zijn grondig gecontroleerd door ons team om hun kwaliteit, betrouwbaarheid, actualiteit en geldigheid te waarborgen. De bibliografie van dit artikel werd beschouwd als betrouwbaar en wetenschappelijk nauwkeurig.
- Rodríguez F. La filosofía del lenguaje: su naturaleza y su contexto. Diánoia [Internet]. 2003 [consultado el 22 de junio de 2022]; 48(59): 41-68. Disponible en: https://www.redalyc.org/pdf/584/58405002.pdf
- Trigos L. Significado e intencionalidad. Forma y Función [Internet]. 2010 [consultado el 22 de junio de 2022]; 23(1): 89-99. Disponible en: https://www.redalyc.org/pdf/219/21916690003.pdf
- Flórez J. El lenguaje en el pensamiento griego. Praxis Filosófica [Internet]. 2009 [consultado el 22 de junio de 2022]; 29: 41-60. Disponible en: https://www.redalyc.org/pdf/2090/209020352003.pdf