Anti-aritmica en de passende combinaties ervan
Anti-aritmica zijn geneesmiddelen die worden gebruikt bij de symptomatische en preventieve behandeling van verslechtering van de hartfunctie als gevolg van tachycardie en een onregelmatig ritme.
Ze werken door het automatisme, de refractaire perioden en de geleidingssnelheid van de hartcellen te wijzigen. Het doel van behandeling met anti-aritmica is namelijk om de symptomen onder controle te houden en de overlevingskansen te verbeteren.
De werkzaamheid van anti-aritmica is echter matig en ze hebben een kleine therapeutische marge. In sommige gevallen kunnen ze zelfs dodelijk zijn als ze niet op de juiste manier worden gebruikt.
Soorten anti-aritmica
Volgens het belangrijkste werkingsmechanisme ervan, kunnen we anti-aritmica als volgt classificeren:
Klasse I
Anti-aritmica van deze groep werken door de natriumkanalen te blokkeren. De meest gebruikte in deze groep zijn flecaïnide en propafenon.
Ze kunnen gevaarlijk worden bij patiënten met bepaalde soorten hartproblemen, vooral als ze een hartaanval hebben gehad of aan een depressie van de samentrekkingsfunctie van het hart hebben geleden.
Verder heeft deze groep, afhankelijk van de kenmerken, de volgende indeling:
- Klasse IA: disopyramide en procaïnamide behoren tot deze klasse. Ze zijn van een intermediaire kinetiek. Ze verlengen de duur van het actiepotentiaal, repolarisatie en PR-, QRS- en QT-intervallen.
- Klasse IB: het gaat hier om lidocaïne en fenytoïne. Deze medicijnen hebben een snelle kinetiek en verminderen of verkorten het actiepotentieel. Ze kunnen ook de repolarisatie en het QT-interval verkorten.
- Klasse IC: gebruikt met de meeste frequentie. Ze hebben een langzame kinetiek. Ze hebben weinig effect op het actiepotentiaal en de repolarisatie. Echter, ze verlengen de PR- en QRS-intervallen en hebben geen effect op het QT-interval.
Anti-aritmica klasse II
In deze groep hebben we de bètablokkers. Atenolol, propranolol, metoprolol en bisoprolol worden het vaakst gebruikt.
Het bradycardiserende effect valt op. Dat wil zeggen, het verlagen van de hartslag in de sinus- en atrioventriculaire knoop. Deze medicijnen kan men daarom gebruiken bij patiënten met of zonder structurele cardiopathie.
Ook interessant om te lezen:
Informatie over een harttransplantatie
Klasse III anti-aritmica
Deze groep werkt door de kaliumkanalen te blokkeren. Amiodaron en sotalol zijn het populairst. Amiodaron is relatief veilig bij patiënten met structurele hartaandoeningen.
Structurele hartaandoeningen verwijzen naar een reeks cardiovasculaire aandoeningen die verschillend maar wel gerelateerd zijn, aangezien ze allemaal het resultaat zijn van een soortgelijk probleem.
Ze kunnen bijvoorbeeld allemaal worden veroorzaakt door een onderbreking in de natuurlijke bloedstroom door de interne kamers en kleppen van het hart.
Wat amiadaron betreft heeft dit echter frequente en / of ernstige bijwerkingen op extracardiaal niveau . Een voorbeeld is dat het toxiciteit kan veroorzaken in de schildklier en in de longen.
Klasse IV anti-aritmica
Anti-aritmica in deze klasse werken door calciumkanalen te blokkeren. De meest gebruikte in deze groep zijn verapamil en diltiazem.
Hoewel ze zwak zijn als anti-aritmica, vertonen ze bradycardiserende eigenschappen en werken ze in op de sinus- en atrioventriculaire knoop. Bovendien kunnen ze gevaarlijk zijn bij patiënten met een onderdruk van de contractiliteit van de hartfunctie.
Ook interessant om te lezen:
Wat zijn intracardiale injecties precies?
Andere medicijnen
Er zijn twee andere medicijnen die niet tot een van de bovengenoemde groepen horen, maar die artsen ook gebruiken om aritmieën te behandelen.
- Digoxine: werkt door de atriale en ventriculaire refractaire perioden te verkorten. Het heeft ook vagotonische eigenschappen, dus het verlengt de geleiding en refractaire perioden in het atrioventriculaire knooppunt.
- Adenosine: vertraagt of blokkeert de geleiding in het atrioventriculaire knooppunt. Het kan ook geleidingsafhankelijke tachycardieën omkeren via het atrioventriculaire knooppunt.
Indicaties voor anti-aritmica
Artsen raden aan om anti-aritmica te gebruiken om de volgende gevallen te behandelen:
- Een aritmische episode beëindigen of beheersen.
- Voorkomen dat een aritmie opnieuw optreedt.
- Voorkomen dat ernstige aritmieën optreden in specifieke situaties.
Daarnaast schrijven artsen ze voor voor bepaalde gedocumenteerde tachycardieën, op basis van hun werkzaamheid, veiligheid en bewezen voordeel. In deze situaties worden ze gebruikt om de symptomen te verlichten, de hartprestaties te verbeteren (Spaanse link) en degeneratie tot een kwaadaardige aritmie te voorkomen.
Wanneer de patiënt lijdt aan aanhoudende supraventriculaire tachycardie, gebruiken specialisten amiodaron, verapamil, digoxine en adenosine. Als er daarentegen sprake is van een ventriculaire tachycardie, gebruiken ze intraveneuze lidocaïne. Ze dienen het toe tijdens myocardischemie. Ze kunnen ook intraveneus amiodaron gebruiken.
Aan de andere kant worden digoxine, bètablokkers, verapamil en amiodaron toegediend om de atriale-ventriculaire geleiding te onderdrukken. Wanneer extrasystolen moeten worden onderdrukt, dienen artsen lidocaïne toe. Om supraventriculaire tachycardieën te voorkomen, worden echter flecaïnide, amiodaron en bètablokkers gebruikt.
Conclusie
Hoewel specialisten grote vooruitgang hebben geboekt op het gebied van cardiale ablatietechnieken, bepalen het type aritmie en het profiel van de patiënt de behandeling die ze kiezen, vooral als er een onderliggende aandoening is.
Alle aangehaalde bronnen zijn grondig gecontroleerd door ons team om hun kwaliteit, betrouwbaarheid, actualiteit en geldigheid te waarborgen. De bibliografie van dit artikel werd beschouwd als betrouwbaar en wetenschappelijk nauwkeurig.
-
Gaztañaga, L., Marchlinski, F. E., & Betensky, B. P. (2012). Mecanismos de las arritmias cardiacas. Revista Espanola de Cardiologia. https://doi.org/10.1016/j.recesp.2011.09.018
-
Matiz Camacho, H. (1991). Arritmias ventriculares. Guías de Práctica Clínica Basadas En La Evidencia. https://doi.org/10.1157/13101650
-
Lorentz, M. N., & Brandão, B. (2011). Arritmias Cardíacas y Anestesia. Revista Brasileña Anestesiologia.